De Nederlandse visserij
Hoe zat het met de visserijnummers? De Zuiderzeevissers waren per 1 augustus 1882 verplicht een registratieteken te voeren. Voor de zee- en kustvisserij golden internationale afspraken. Elke gemeente kreeg een combinatie van 2 of 3 letters toegewezen, maar ze gaven zelf de nummers uit.
Nederlandse vissersschepen hadden een kenmerk. Dit bestond uit registratieletters (bijvoorbeeld KU voor thuishaven Kuinre) en een consent- of visserijnummer. Naast de visserijnummers hadden ze vaak ook een gekozen naam, bijvoorbeeld ‘KU12 Anna Maria’.
Tot 1911 werd er doorgenummerd. Vanaf 1911 regelde het Visserijbesluit het hergebruik van de uitgevallen visserijnummers. Dit leidde tot een complete her-nummering. In grote havens veroorzaakte dit veel verwarring.
Voor de visserijnummers golden strikte voorschriften. Die moesten in witte olieverf op een zwarte ondergrond op de boeg geschilderd worden.
Bij schepen beneden de 15 ton waren de letters en nummers volgens de voorschriften 25 centimeter hoog en 4 centimeter dik. Het grootzeil moest aan beide kanten het visserijnummer tonen, zodat het goed zichtbaar was. Op witte zeilen was zwarte verf voorgeschreven. Bruine zeilen moesten witgeschilderde tekens voeren. Deze moesten groter zijn dan de tekens op de boeg.
Op de foto: Botter VD153, oorspronkelijk uit Volendam